Logoblauw 2

VCA-cursus Basisveiligheid

Het examen Basisveiligheid bestaat uit 40 vragen. Om te slagen moet u minimaal 64,5 % van de vragen goed beantwoorden. Om u voor te bereiden op het VCA-examen zijn er globaal drie mogelijkheden:

VCA-cursus via E-learning

De snelste manier van studeren is met een e-learning cursus. Wanneer u deze bestelt in de webshop ontvangt u binnen een paar minuten de inloggegevens en kunt u starten met uw studie. Deze VCA-cursus bestaat uit 8 hoofdstukken en wordt afgesloten met een oefentoets. Reken ongeveer 8 tot 10 uur voor de totale studie. Wanneer u kies om bij de cursus meteen ook het examen te bestellen krijgt u een aantrekkelijke korting. Naast de inloggegevens voor de e-learning krijgt u dan direct ook de code voor het boeken van het examen. Dit VCA-examen kunt u afleggen op één van de meer dan 50 examenlocaties en kan binnen drie dagen afgelegd worden.

Heeft u meer haast en wilt u de volgende dag al examen doen, neem dan even telefonisch (0182-796798) contact op. In veel gevallen kunnen we u de volgende dag al inschrijven voor een examen.

VCA-cursus met een cursusboek

Voor cursisten die liever uit een boek studeren, leveren we een cursusboek waarmee op het ogenblik al enkele duizenden cursisten hun VCA-diploma gehaald hebben. In het cursusboek komen de volgende onderwerpen aan bod.

  • VCA en wetgeving
  • Veilig werken en beheersen van incidenten
  • Werkplek en persoonlijke beschermingsmiddelen
  • Arbeidsmiddelen
  • Bijzondere werkomstandigheden
  • Gevaarlijke stoffen
  • Elektriciteit
  • Brand en explosie

Elk hoofdstuk wordt afgesloten met oefenexamenvragen en het boek eindigt met een proefexamen. Vanwege de goede didactiek, wordt dit boek al jaren gebruikt op veel scholen. Afhankelijk van uw achtergrond is de geschatte studietijd ook 8 tot 10 uur. Bij gelijktijdige bestelling van het examen ontvangt u direct korting.

VCA-cursus met een docent

Veel cursisten vinden het prettig wanneer de stof uitgelegd wordt door een docent. Hiervoor kunt u elke woensdag en zaterdag terecht op onze dagcursus die georganiseerd wordt in Rotterdam. Deze cursus start om 7.00 uur ‘s ochtends en wordt direct om 16:00 afgesloten met het VCA-examen

Samenvatting van de VCA-cursus

Om u alvast op weg te helpen staat hieronder een samenvatting van de gehele leerstof van voor het VCA-examen. U kunt ook alvast aan de slag met proefexamens zoals deze staan op onze proefexamenpagina.

  1. VCA en wetgeving
  2. Risico’s en preventie
  3. Werkplek en persoonlijke beschermingsmiddelen
  4. Arbeidsmiddelen
  5. Bijzondere werkomstandigheden
  6. Gevaarlijke stoffen
  7. Elektriciteit
  8. Brand en explosie

1. VCA en wetgeving

  • VCA staat voor VGM (veiligheid, gezondheid en milieu) Checklist Aan-nemers. Een bedrijf dat VCA gecertificeerd is kan aantonen dat het bij werkzaamheden voldoende aandacht besteedt aan veiligheid, gezondheid en milieu. De diploma’s Veiligheid voor Operationeel Leidinggevenden VCA en Basisveiligheid VCA zijn een onderdeel van deze certificering.
  • In de Arbeidstijdenwet staan regels m.b.t. werk- en rusttijden.
  • In de Arbowet staan de rechten en de plichten van werknemers en werk-gevers op het gebied van veiligheid gezondheid en arbeidsomstandigheden. Werknemers en werkgevers moeten hierbij samenwerken.
  • Naast de Arbeidstijdenwet en de Arbowet hebben we ook te maken met Europese regels. Een belangrijk onderdeel hiervan is de CE-markering. Alle machines en gereedschappen die in de Europese Unie gebruikt worden, moeten gekeurd worden op het gebied van veiligheid.
  • Milieuwetgeving dient om mens en omgeving te beschermen tegen schadelijke activiteiten zoals geluidsoverlast en het gebruik van gevaarlijke stoffen. Bedrijven moeten actief ingrijpen om de doelen van de milieuwetgeving te bereiken.
  • In een bedrijf dat VCA-gecertificeerd is, werken werkgever en werkne-mers samen aan de VGM-doelstellingen. Hiervoor voeren ze op regelmatige basis overleg in werkgever- en werknemersoverleg en tijdens toolboxmeetings. Ook worden er door de leidinggevende regelmatig werkplekinspecties gehouden om de veiligheid te verbeteren.
  • De Inspectie SZW (de voormalige Arbeidsinspectie) controleert of de Arbowet en de Arbeidstijdenwet worden nageleefd. Bij het overtreden van de regels kan deze overheidsdienst zowel aan werkgevers en werknemers sancties opleggen.
  • Voor de aanvang van extra risicovolle werkzaamheden worden afspraken tussen opdrachtgever en uitvoerende gemaakt. Deze afspraken worden vastgelegd in een werkvergunning. Hierin wordt o.a. vermeld welke werkzaamheden worden verricht en welke veiligheidsmaatregelen genomen moeten worden.

Schriftelijke versie van de VGM-Checklist

2. Risico en preventie

  • De grootte van het risico (R) wordt bepaald door de kans dat een ongeval plaatsvindt (K) en het effect (E).
  • Risicobronnen worden gevormd door het soort werk, de werkplek en de kennis en bekwaamheid van de werknemer.
  • Naast de directe oorzaken van ongevallen, zijn er ook altijd achterliggende factoren aan te wijzen. Je kunt hierbij denken aan onvoldoende kennis of ervaring van de werknemer, veel tijdsdruk of onvoldoende toezicht.
  • Om directe oorzaken aan te pakken doorlopen we onderstaande volgorde:
    1. Vermijden
    2. Vervangen
    3. Bestrijding bij de bron
    4. Vermindering van de blootstelling
    5. Collectieve beschermingsmaatregelen
    6. PBM’s (laatste optie)
  • Ongevallen verdelen we in:
    • Ongevallen met ernstig letsel
    • Ongevallen zonder ernstig letsel
    • Bijna-ongevallen. In verband met preventie is juist het melden van bijna-ongevallen ontzettend belangrijk.
  • Om voorbereid te zijn op noodsituaties zijn grote bedrijven verplicht een bedrijfsnoodplan te hebben en hier regelmatig mee te oefenen.
  • Het grootste gedeelte van ongevallen op het werk ontstaat door menselijk gedrag. Werknemers dienen daarom gedrag te vertonen dat de veiligheid bevordert. Veilig gedrag bestaat onder andere uit:
    • Het hebben van een positieve instelling.
    • Het zich houden aan veiligheidsregels en het aanspreken van collega’s hierop.
    • Geen alcohol- en drugsgebruik.
    • Aandacht hebben voor persoonlijke hygiëne, orde en netheid.

Alcohol- drugsgebruik zijn een belangrijke oorzaak van ongevallen.

3. Werkplek en persoonlijke beschermingsmiddelen

  • Door verkeerd tillen kunnen rugblessures ontstaan, je kunt de last laten vallen of bekneld raken bij het neerzetten van de last.
  • Struikelen en vallen kunnen we o.a. zoveel mogelijk voorkomen door “good housekeeping”, het zoveel mogelijk markeren van onveilige situaties en goed passend schoeisel met profiel te gebruiken.
  • Boven de 80 dB moeten er verplicht maatregelen genomen worden om gehoorschade te voorkomen.
  • Persoonlijke beschermingsmiddelen gebruiken we pas als gevaren niet op een andere manier weggenomen kunnen worden.
  • Persoonlijke beschermingsmiddelen dienen voorzien te zijn van een CE-keurmerk.
  • Gehoorbescherming kunnen we realiseren met: watten, oordoppen, optoplastieken of oorkappen.
  • Hoofdbescherming wordt gerealiseerd door het dragen van een helm.
  • De ogen bescherm je m.b.v. een veiligheidsbril, ruimzichtbril, gelaats-scherm, lasbril of laskap.
  • Ademhalingsbescherming is nodig bij een te lage zuurstofconcentratie, een te hoge concentratie gevaarlijke stoffen of bij hinder door stof, gas of damp.
  • We onderscheiden: filtermaskers en onafhankelijke adembescherming.
  • Het lichaam kunnen we beschermen door een overall of beschermende kleding.
  • Valbeveiliging gebruiken we bij het werken op hoogte.
  • Veiligheidsschoenen of laarzen beschermen de voeten tegen het vallen van zware voorwerpen, tegen uitglijden en tegen het trappen in scherpe voorwerpen.

Overzicht borden verplichte PBM's
Overzicht borden met verplichte PBM’s

4. Arbeidsmiddelen

  • Eenvoudig handgereedschap zoals hamers, schroevendraaiers, tangen, en dergelijke dient goed onderhouden te worden en alleen gebruikt te worden voor de functie waarvoor het is bedoeld.
  • Mechanisch aangedreven machines kennen mechanische, elektrische, pneumatische, en gezondheidsrisico’s.
  • Elektrisch handgereedschap dient dubbel geïsoleerd te zijn of te werken op een veilige spanning. Een veilige spanning is kleiner dan 50 V wissel-spanning of kleiner dan 110 V gelijkspanning.
  • Voorbeelden van een vast opgestelde machine zijn: kolomboormachine, cirkelzaag, houtbewerkingsmachine en vast opgestelde slijpmachine. Elk van deze machines kent zijn eigen gevaren en veiligheidsmaatregelen.
  • Hijsen kan gebeuren met een kraan of een takel. Hiernaast zijn er hijstoebehoren zoals kettingen en hijsbanden nodig. Al deze zaken moeten jaarlijks gekeurd worden.
  • Er gebeuren jaarlijks veel ongelukken met vorkheftrucks. Een heftruck-chauffeur dient daarom goed opgeleid te zijn en verantwoordelijk met de heftruck om te gaan.
  • Bij verkeerd gebruik van een palletwagen kunnen vingers, enkels of voeten bekneld raken. Door het verkeerd trekken aan een zwaar belaste palletwagen kunnen rugklachten ontstaan.

Met heftrucks gebeuren jaarlijks vele ongelukken.

5. Bijzondere werkomstandigheden

  • Een besloten ruimte is een moeilijk te betreden werkplek en is slecht te ventileren. De belangrijkste gevaren in een besloten ruimte zijn: brand, explosies, vergiftiging, bewegende delen, elektriciteit en verstikking. Een werkvergunning is vereist en bij de toegang moet een mangatwacht aanwezig zijn.
  • In besloten ruimten zijn extra veiligheidsmaatregelen vereist bij het werken met gasflessen, laswerkzaamheden, snijwerkzaamheden en het aanbrengen van verf.
  • Bij het werken op hoogte gebeuren jaarlijks enige duizenden ongevallen. Volgens de wet is er sprake van valgevaar bij het werken boven de 2,5 m.
  • Een staande steiger moet door deskundige steigerbouwers geplaatst worden. Deze steiger mag alleen betreden worden wanneer er een steigerkaart is opgehangen Rolsteigers mogen niet gebruikt worden boven windkracht 6. Speciale aandacht moet besteed worden aan de stabiliteit van de steiger.
  • Werkers op hangsteigers, hijsbakken en hoogwerkers moeten een valbeveiliging dragen.
  • Voor het werken op hoogte wordt bij voorkeur gebruik gemaakt van een steiger of een hoogwerker. Wordt voor lichte of kortdurende werkzaamheden toch een ladder gebruikt dan gelden aanvullende veiligheidsmaatregelen.
  • Bij elektrisch lassen vormt de hitte een risico. Ook is er een kans op elektrocutie. Belangrijk is daarom om de juiste PBM’s te gebruiken en bij vochtige omstandigheden gebruik te maken van verlaagde spanningen.
  • Een groot risico bij autogeen lassen wordt gevormd door het gebruik van zuurstof, propaan en acetyleen. Er moet gebruik gemaakt worden van vlamdovers, terugstroombegrenzers en bovendien moet er goed geventileerd worden.
  • De risico’s bij sloopwerkzaamheden zijn zeer groot. Zo moeten er maatregelen genomen worden om blootstelling aan asbest of kwartsstof te voorkomen. Ook moet men continu alert zijn op verstappen en struikelen, instortingsgevaar en vallend sloopmateriaal.

Voor het werken in besloten ruimten gelden extra strenge veiligheidsmaatregelen.

6. Gevaarlijke stoffen

  • De belangrijkste gevaren van gevaarlijke stoffen op de werkvloer zijn: vergiftigingsgevaar, verstikkingsgevaar, bijtend gevaar, corrosiegevaar, brand- en explosiegevaar.
  • Een stof noemen we giftig als die in een bepaalde hoeveelheid de normale werking van het menselijk lichaam verstoort. Giftige stoffen kunnen via de mond, de huid, via de neus of direct in de bloedbaan in het lichaam komen.
  • Bij acute vergiftiging treden vrij snel vergiftigingsverschijnselen op. Chronische vergiftiging ontstaat als gevolg van (jaren)lange opname van kleine hoeveelheden van een vergif.
  • De grenswaarde geeft de maximale concentratie van een stof in de lucht aan die bij inademing geen nadelige gevolgen heeft op de gezondheid. We onderscheiden: TGG (8 uur) en TGG (15 min).
  • Een gevaarlijke stof kan ook milieugevaarlijk, kankerverwekkend, schadelijk voor het nageslacht (mutageen) zijn, of leiden tot overgevoeligheid (sensibiliserend).
  • Op de etiketten vinden we de volgende soort waarschuwingszinnen: R-zinnen (risico’s), S-zinnen (veiligheidsaanbevelingen), H-zinnen (risico’s en gevaren) en P-zinnen (preventiemaatregelen en veiligheidsaanbevelingen).
  • Om vergiftigingsgevaar te voorkomen hanteren we de volgende strategie:
    1. Bestrijding aan de bron.
    2. Ventilatie.
    3. Scheiding van mens en bron.
    4. Gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen.
    5. Persoonlijk hygiëne en het voorkomen van lekkages zijn belangrijke middelen om vergiftigingsgevaar te voorkomen.
  • Gevaarlijke gassen zijn in veel gevallen niet waar te nemen met onze ogen en onze neus.
  • Industriële gascilinders worden gecodeerd met kleuren die het soort gas aangeven. Deze cilinders moeten op een verantwoorde manier worden opgeslagen.
  • De minimale zuurstofconcentratie waarbij je mag werken is 19%. Bij een hoger percentage dan 21% wordt het brandgevaar groter.

De minimale zuurstofconcentratie is 19 %.

7. Elektriciteit

  • Gevaren van elektriciteit voor de mens zijn: brandwonden, letsel door het schrikken van een elektrische schok en elektrocutie.
  • De stroomdoorgang door het menselijk lichaam hangt o.a. af van de hoogte van de spanning, de weerstand van de ondergrond en het schoeisel.
  • Kortsluiting kan door de vonkvorming brand veroorzaken. De meest voorkomende elektrische oorzaak van brand is echter overbelasting. De vlamboog die ontstaat bij kortsluiting kan wel leiden tot zeer ernstige brandwonden.
  • Bij het schakelen van elektrische stromen ontstaan kleine vonken. In een explosieve omgeving kunnen deze aanleiding geven tot een ontploffing. Vandaar dat in een explosiegevaarlijke omgeving speciale elektrische apparatuur verplicht is.
  • Statische elektriciteit kan vonkvorming veroorzaken en elektronische apparatuur beschadigen. Speciale persoonlijke beschermingsmiddelen kunnen het ontstaan van statische elektriciteit beperken.
  • Veiligheidsmaatregelen bij het gebruik van elektriciteit zijn: fysieke af-scherming, isolatie, dubbele isolatie, aarding, aardlekbeveiliging en het gebruik van zeer lage spanningen.
  • Zwerfkasten dienen voorzien te zijn van aardlekschakelaars.
  • Om oververhitting te voorkomen dienen kabelhaspels altijd helemaal afgewikkeld te worden.

Gevaarlijke elektrische spanning
Waarschuwingsbord voor gevaarlijke elektrische spanningen.

8. Brand en explosie

  • Voor brand zijn nodig: een brandbare stof, zuurstof en een bepaalde temperatuur. Dit noemen we de branddriehoek.
  • De onderste explosiegrens of Lower Explosion Limit (LEL) is de minimale concentratie van een bepaald soort gas in lucht dat ontstoken kan worden.
  • De bovenste explosiegrens of Upper Explosion Limit (UEL) is de maximale concentratie van een bepaald soort gas in lucht dat ontstoken kan worden.
  • Het vlampunt is de minimale temperatuur waarbij voldoende vloeistof verdampt om samen met lucht een explosief mengsel te vormen. Stoffen met een vlampunt lager dan 0 graden noemen we zeer licht ontvlambaar.
  • Branden worden ingedeeld in klassen:
    • Klasse A: Brand van een vaste organische stof.
    • Klasse B: Vloeistofbrand.
    • Klasse C: Branden van gassen.
    • Klasse D: Metaalbranden.
  • Het soort blusmiddel is afhankelijk van de soort brand. Alle soorten blus-middelen werken door één of meerdere onderdelen van de branddriehoek weg te halen. Bekende blusmiddelen zijn o.a.:
    • Bluspoeder
    • Schuim
    • Zand
    • Blusdeken
    • Water
    • Kooldioxide
  • Zorg bij brand eerst voor je eigen veiligheid en waarschuw brandweer en BHV. Onderneem als het kan een bluspoging. Doe dit het liefst met meerdere personen.
  • Explosiegevaarlijke omgevingen komen veel voor in de (petro)chemische industrie. Dit wordt aangeven met een driehoekig bord met de vermelding EX. In een explosiegevaarlijke omgeving gelden speciale regels m.b.t. het soort gereedschap dat je mag gebruiken en het soort PBM’s.
Explosieve omgeving
VCA-cursusboek+examen